Dieteren en Susteren vormden sinds mensenheugenis een gemeente, vroeger ook wel een kerspel genoemd. In 1982 gingen beide dorpen samen met Nieuwstadt en Roosteren op in de nieuwe gemeente Susteren. Sinds 2003 horen deze kernen bij de  gemeente Echt-Susteren. Susteren en Dieteren zijn samen zo’n zeventienhonderd hectare groot. Dieteren neemt ongeveer 1/3 deel in beslag. Van noord naar zuid loopt in de voormalige gemeente de A2, een provinciale weg en de spoorlijn. In oost-west richting loopt de verbindingsweg van de Selfkant met Maaseik. In het zuiden doorsnijden 3 beken het landschap: de Rode Beek, Geleenbeek en de Vloedgraaf. Zij stromen tussen Baakhoven en Oud-Roosteren in één bedding

Dieteren

Dieteren is het kleinste kerkdorp van de gemeente Echt-Susteren. Het heeft ruim achthonderd inwoners. Het dorp ligt aan de kortste verbindingsweg tussen het Belgische Maaseik en de Duitse Selfkant. Verenigingen als schutterij St. Stephanus,  fanfare Eendracht en carnavalsvereniging ‘De Lollige Buk’ maken het dorp tot een echte gemeenschap.
Een belangrijke bezienswaardigheid is de Koppelberg, een motte of verdedigingsheuvel uit de Middeleeuwen. Die ligt in een boomgaard. Boomgaarden zie je veel in het Dieterense landschap. Rond 1800 waren er zelfs meer boomgaarden dan huizen. Aan de noordoost zijde van het dorp ligt een waterpoel bij het Tater- of Dieterbos, die als visvijver in gebruik is.
Wegkruisen, een kapel en een Heilig Hart beeld herinneren aan het rijke Roomse leven. Op het oude kerkhof liggen de overblijfselen van de oudste parochiekerk. Aan de Rode Beek ligt de Dieterdermolen, de oude watermolen van Dieteren. 

Susteren

Susteren telt bijna 7.500 inwoners. Het dorp heeft 2 kerken met elk een parochie: Susteren en Mariaveld. Tot deze laatste behoort ook de Heide, dat door een lange tunnel onder de spoorlijn en het terrein van het voormalige spoorwegemplacement, verbonden is met het dorp. Susteren ligt landelijk en wordt omgeven door het Keurbos (Körbes), 't Hout en IJzerenbos. Doordat het landschappelijk een overgangsgebied is, komt er een gevarieerde flora en fauna voor.

Susteren is een forensendorp met aan de randen enige werkgelegenheid. De woningbouw is voor een groot deel van na de laatste wereldoorlog. Rond het ovaalvormige marktplein uit de elfde eeuw, liggen historische gebouwen. Bijzonder zijn de vroeg-romaanse Amelbergabasiliek, het pand naast het kerkhof met sporen van de voormalige middeleeuwse parochiekerk en het molenhuis aan de Molenlaan, waar al in de elfde eeuw een watermolen lag. Aan de Rode Beek lag de Volmolen en aan de Geleenbeek de Katsbekkermolen en de Poolmolen.

Achter de basiliek en het kerkhof ligt een beeldentuin. Ook op ander plekken in het dorp is kunst te vinden. Er is een jaarlijkse kunstmarkt en een kunstroute.
Het religieus en cultureel hoogtepunt is de zevenjaarlijkse Heiligdomsvaart, met kerkelijke vieringen en een openluchtspel waarin ongeveer honderdvijftig lokale spelers een rol hebben. De deels religieuze en deels historische stoet die dan door de oude straten van Susteren trekt is een echte publiekstrekker.

Geschiedenis

Al in de prehistorie woonden er in Dieteren en Susteren mensen. Er zijn ook sporen die duiden op bewoning in de Romeinse tijd. Daarna verdwijnt de bevolking vrijwel helemaal. Pas in de zesde en zevende eeuw groeit de bevolking. Langs de verbindingsweg aan de oostzijde van de Maas ontstond een landbouwnederzetting. Eind zevende eeuw was Susteren gekerstend en kreeg het dorp een eerste kerk en klooster. In 714 is sprake van de herbouw van een kloostercomplex door Pepijn van Herstal, die dit aan Willibrord schenkt. Volgens een legende groetten de nonnen van het Willibrordklooster elkaar met ‘zuster’, vandaar de naam Susteren.

In de elfde eeuw breekt een tweede periode aan waarin de bevolking zeer sterk groeit. Grote gebieden worden ontgonnen. De ontwateringskanalen, de Vloedgraaf en Middelsgraaf, werden gegraven. In verband hiermee verrees een opgeworpen heuvel, de Koppelberg. Vanuit deze versterkte plaats werd het gebied rond het latere Dieteren ontgonnen. De plaats ontwikkelde zich tot een motte. In dit gebied vormde zich een nieuwe woonkern: Dieteren.
Dieteren bleek niet in staat zelfstandig verder te gaan, het werd met Susteren samengevoegd. Hierdoor ontstond een tweeherigheid. In de dertiende eeuw hebben de heren van Valkenburg en de heren van Dieteren de rechten in Susteren en Dieteren. In 1260 geven de Susterens schepenen het rechtsgebied stadsrecht, de heren gaan hiermee akkoord. Schutterijen zorgden voor de bescherming van de bevolking. In Dieteren waren dat stadsschutterij Sebastianus en de jonggezellenschutterij Petrus en Paulus. Susteren had 2 gilden; de broederschap St. Nicolaas en de broederschap St. Anna.
Rond 1400 werd Susteren Guliks. De stad had eerst 3 en later 2 stadspoorten, een wal tussen 2 grachten, een stadhuis op de markt, een gasthuis, stadsmolen, parochiekerk en de abdij of stift.
Na de Franse bezetting werd Susteren in 1814 Nederlands, wat het op twee korte onderbrekingen na zou blijven. Tussen 1830 en 1839 is Susteren bij België aangesloten en tussen 1940 en 1945 werd het bezet door Duitse troepen.